
Kat.nl | Afkomst van de gedomesticeerde kat

Introductie
Ondanks zijn overduidelijke hang naar comfort en menselijk gezelschap, heeft onze huiskat nog altijd allerlei eigenschappen die ons aan zijn wilde verwanten doen denken. Diverse kleine, wilde katachtigen hebben in feite hun wilde status ingeleverd om samen te gaan leven met de mens. De scheidslijn tussen wild en niet-wild blijft echter dun. Een (niet enkel binnenshuis levende) kat kan, als de omstandigheden hem daartoe dwingen, in veel gevallen vrij eenvoudig overschakelen naar het onafhankelijke leven van een wilde/verwilderde kat. Maar welke katachtigen zijn eigenlijk de voorouders van onze huiskat? En hoe is de kat bij de mens gekomen als huisdier? Met andere woorden, hoe is het proces van domesticatie (het huisdier worden) verlopen?
De oorsprong van gedomesticeerde katten
De kattenfamilie 'felidae' omvat zowel de grote, brullende katachtigen van de jungle en de savanne, als talloze kleine, al dan niet wilde katachtigen (daaronder begrepen onze huiskat). Er wordt een onderverdeling gemaakt op basis van hun anatomie (en het al dan niet kunnen brullen), en wel in drie geslachten: 'panthera' (de grote katachtigen, zoals de leeuw, de tijger, de luipaard en de jaguar), 'acinonyx' (kat met niet-intrekbare klauwen, de cheetah) en 'felis' (de kleine katachtigen/de katten). Aan het begin van de twintigste eeuw bestonden er binnen de kattenfamilie 'felidae' nog meer dan tweehonderd kattensoorten. Nu, in de éénentwintigste eeuw, zijn dit er minder dan dertig. Als gevolg van de jacht door de mens zijn talloze (vooral grote) katachtigen uitgestorven. Er is een nauwe genetische verwantschap tussen de wilde katachtigen en de gedomesticeerde kat, maar toch was het lange tijd niet zeker welke wilde sub-soort van de kleinere katachtigen ('felis'), zich heeft ontwikkeld tot de huiskat: de Europese wilde kat ('felis sylvestris sylvestris'), de Aziatische wilde (woestijn)kat ('felis sylvestris ornata') en/of de Afrikaanse wilde kat ('felis sylvestris libyca')? Lang werd, met name op basis van het uiterlijk, aangenomen dat de Europese wilde kat de voorouder van onze huiskat zou zijn, maar (onder meer) zijn schuwheid maakte dit onwaarschijnlijk. Een (wild) dier moet namelijk in de buurt van mensen durven te zijn om uiteindelijk evenwichtig samen te kunnen gaan leven met de mens. Recent DNA-onderzoek van Driscoll heeft aangetoond dat de van nature socialere Afrikaanse wilde kat ('felis sylvestris lybica') de voorouder is van de (meeste) huidige gedomesticeerde katten.


De eerste stappen naar domesticatie
Domesticatie (van dieren) is het proces waarmee de mens dieren zodanig van eigenschappen verandert dat deze dieren steeds meer aangepast raken aan het leven dichtbij en in dienst van de mens. In eerste instantie hebben onze voorvaderen op katten gejaagd, zowel om hen te eten als voor de pelzen. Maar naarmate de mens agrarische gemeenschappen vormde, werden katten waarschijnlijk toegelaten om knaagdieren te verjagen. Mensen zorgden ervoor dat de katten in hun buurt bleven door ze beloningen te geven in de vorm van voedsel. Hierdoor werden voornamelijk katten geselecteerd die gevoelig waren voor beloningen en die betrekkelijk weinig angst kenden voor mensen. De leefomgeving bood de katten een veilige plek om zich voort te planten. Mogelijk werden de kittens tam gemaakt en gebruikt om plagen te controleren. Door verbeterde wetenschappelijke DNA-technieken weten we dat katten reeds tussen de tien- en vijftienduizend jaar geleden als huisdieren werden gehouden. De beste aanwijzingen hiervoor komen van Cyprus. Omdat dit een eiland is, kunnen katten er alleen zijn gekomen als zij door de mens zijn meegenomen (Bradshaw).
Katten in de Oudheid en de Middeleeuwen
Katten werden waarschijnlijk als eerste als huisdier gehouden in het Oude Egypte. Dit blijkt met name uit de overvloed aan Egyptische kunstvoorwerpen en afbeeldingen waarin de kat een centrale rol vervult. De kat stond in het Oude Egypte onder meer symbool voor de vruchtbaarheid. In 1890 vonden archeologen 300.000 kattenmummies in een tombe. Ook in het verre oosten werden katten als huisdier gehouden. Dit waren de afstammelingen van de Aziatische woestijnkat 'felis sylvestris ornata' en naar alle waarschijnlijkheid de voorvaderen van de hedendaagse langharige kattenrassen. De Romeinen namen katten mee uit Egypte naar de door hen in Europa veroverde gebieden, vooral om knaagdieren te verjagen. De kat werd tot de val van het Romeinse rijk als symbool van vrijheid gezien en als zodanig gerespecteerd. In de vroege Middeleeuwen veranderde het beeld van katten echter drastisch. De kat werd toen vooral in verband gebracht met het kwaad en met hekserij. Katten werden massaal op de brandstapel gegooid. Kattenvlees werd, in periodes van honger, aan de soep toegevoegd. Deze hachelijke tijden hebben wij gelukkig achter ons gelaten, alhoewel zwarte katten nog altijd met ongeluk worden geassocieerd en zij, waarschijnlijk om deze reden, dikwijls langer dan andere katten in het asiel blijven zitten.


Een nieuwe tijd
Vanaf de zeventiende eeuw won de kat weer sterk aan populariteit als huisdier. De kat keerde in deze periode ook terug in de kunst, vooral in de Romantiek. Langzaam maar zeker ging de kat steeds meer onderdeel uitmaken van het dagelijks leven van de mens. De eerste kattenshows werden in de negentiende eeuw gehouden in Engeland. Men kreeg meer verstand van genetica en het fokken maakte een opmars. En, toen reizen een stuk eenvoudiger werd in de twintigste eeuw, verspreidden diverse kattenrassen en kleurvariaties zich in tamelijk korte tijd over de hele wereld. Inmiddels zijn er meer gedomesticeerde katten dan honden in de wereld.